Door Jan Willem Elkhuizen
Waar zit de hoofdpijn?
De plaats waar de hoofdpijn precies gelokaliseerd is, kan een aanwijzing zijn voor de plaats waar de oorzaak zich bevindt. Er zijn drie soorten ervaringen die hier een beeld van geven:
- Experimenten waarbij hoofdpijnpatiënten worden behandeld met het plaatselijk inspuiten van een verdovend middel. De plaats waar de pijn wegtrekt wordt gemarkeerd en gekoppeld aan het weefsel dat verdoofd is.
- Experimenten waarbij gezonde mensen worden ingespoten met een prikkelende stof. De pijn die dan ontstaat wordt gekoppeld aan de plaats van injecteren.
- Ervaringen van artsen en therapeuten bij het behandelen van hoofdpijnpatiënten. Indien de pijn na behandeling van bijvoorbeeld een spier of gewricht wegtrekt, dan kan dat een aanwijzing zijn dat men inderdaad de bron van de pijn te pakken had. Uiteraard zijn er placebo- en andere effecten, maar op de lange termijn en bij voldoende grote aantallen, leiden deze praktijkervaringen wel tot meer inzicht.
Op basis van de beschikbare gegevens kan het volgende beeld worden geschetst.
A. Pijnprikkels vanuit de weke delen (spieren, pezen, aanhechtingen etc)
C0-1 | C1-2 | C2-3 | C3-4 |
Toelichting:
C0-1: Tussen de schedel en de 1e wervel (de atlas)
C1-2: Tussen de 1e en 2e wervel (atlas en draaier)
C2-3: Tussen de 2e en 3e wervel
C3-4: Tussen de 3e en 4e wervel
Er is veel overlap. Grofweg is de trend: Hoe hoger de bron, des te hoger ook de pijn ('hoger' =meer richting het voorhoofd). De pijn is in principe eenzijdig, tenzij er meerdere spieren e.d. zijn aangedaan.
N.B.: Bovenstaand beeld is ontleend aan experimenteel onderzoek bij gezonde personen waarbij een pijn provocerende stof werd geïnjecteerd.
B. Pijnprikkels vanuit de gewrichten
Het projectiegebied van de pijn is afhankelijk van de ernst en de duur van de prikkeling. Naarmate de klachten langer bestaan breidt het klachtengebied zich vaak geleidelijk uit.
Bij lichte prikkeling door injectie van pijnprovocerende stof in de bovenste gewrichten van de nek bij gezonde proefpersonen is het uitbreidingsgebied beperkt:
|
|
C2-3 |
Bij gezonde proefpersonen: het pijngebied na provocatie is beperkt |
Bij aanhoudende prikkeling kan de pijn bij patiënten flink toenemen en wordt het gebied waar de pijn wordt ervaren groter. Dit geldt voor alle drie segmenten. Hieronder een aantal voorbeelden van pijngebieden die door patiënten met chronische hoofdpijn-vanuit-de-nek gerapporteerd zijn:
Bij patiënten met chronische hoofdpijn: het pijngebied is vaak veel groter. |
Pijn vanuit de gewrichten van de nek is in principe enkelzijdig, tenzij beide gewrichten (links en rechts) van een bepaald segment zijn aangedaan.
C. Combinaties van pijngebieden
Er blijkt veel overlap te bestaan in de pijngebieden bij de verschillende bronnen. Dat maakt het stellen van een diagnose op grond van de aard en plaats van de hoofdpijn niet eenvoudig. Daar komt nog bij dat een functiestoornis binnen het C0-2 complex ook kan leiden tot functiestoornissen in de andere gewrichten binnen dat complex, mét de bijbehorende klachten. Daar wordt het nog ondoorzichtelijker van.
Daarbovenop komen dan nog de weke delen. Functiestoornissen leiden tot veranderingen in spierspanningen en daar kunnen irritaties van spieren, pezen, aanhechtingen etc. uit voortkomen. Op het moment dat de patiënt bij een hulpverlener komt met zijn klachten, zal het dan ook vaak gaan om een combinatie van weefsels die samen de bron van de klachten vormen.
D. Achterliggende oorzaken
(Para)medici zijn van oudsher gewend om een klacht te herleiden tot de anatomische bron. Dat kan bijvoorbeeld een pees zijn (ontsteking), een spier (scheurtje), een tussenwervelschijf (hernia) etc. Gezien het bovenstaande is het met hoofdpijn-vanuit-de-nek in veel gevallen lastig, zo niet onmogelijk, om de hoofdpijn tot slechts één bepaalde bron te herleiden. Dat is ook niet raar, de praktijk leert dat vaak meerdere weefsels tegelijk geïrriteerd zijn.
Zinvoller dan precies te weten welke spier of welk gewricht geïrriteerd is, is te weten waardoor die irritatie is ontstaan. Door een stap verder terug te gaan dan de 'anatomische bron', kan een beter begrip worden verkregen in oorzaak-gevolg relaties. Spieren worden niet zomaar hard, gewrichten niet zomaar stijf.
Hoewel de anatomische bron wisselend is, is er in grote lijnen wel een koppeling te maken tussen enkele veelvoorkomende belastende situaties en het klinische beeld dat daaruit voortkomt.
I Duurbelasting C0-2 complex
A. In voorwaartse richting
Dit komt voor bij:
- schoolkinderen die veel voorovergebogen lezen
- verkeerde werkhoudingen
- onderuit hangend op de bank TV kijken
- TV kijken in bed
- lezen in bed of onderuit liggend op de bank
- slapen op de rug met een te hoog kussen
Dit leidt vaak tot:
- Symmetrische klachten (links en rechts ongeveer gelijke klachten)
- Druk in het hoofd
- Band rondom
- Geleidelijke toename van druk in het hoofd tot chronische zware hoofdpijn
- Omhoog kijken gaat vaak wat moeizaam en is onprettig
- Duizeligheid
Twee voorbeelden van pijngebieden (mits dubbelzijdig) die passen bij deze klachten:
In de beginfase is er nog niet veel hoofdpijn en is het gevoel soms slecht te omschrijven. Bewoordingen die gebruikt worden zijn dan bijvoorbeeld: een vaag, duf gevoel in bijna het hele hoofd. Opvallend is dat mobilisatie van het C0-2 complex en dan vooral van C0-1 vaak direct invloed heeft op de klachten. De hoofdpijn trekt dan meestal snel weg, soms is er echter een tijdelijke verergering. Na enige tijd komen de klachten terug als de achterliggende oorzaken niet zijn verholpen.
B. In zijwaartse richting
.
Dit komt voor bij:
- Lezen op de zij met hand onder het hoofd
- TV kijken in zijlig
- Te hoog of te laag kussen in zijlig
Dit leidt tot een minder eenduidig klachtenbeeld dan dat van IA en II. Zowel symmetrische klachten als asymmetrische klachten kunnen het gevolg zijn. Ook is het soort klachten wisselend en niet goed in een opsomming te vatten. Opvallend is dat mobilisatie van het C0-2 complex, en dan vooral de zijwaartse beweging, de klachten snel tijdelijk doet verbeteren. Als de achterliggende oorzaken niet verholpen worden, komen de klachten meestal snel weer terug.
II Duurbelasting C2-3
Dit komt voor bij:
- Slapen in de stabiele zijligging
- Te hoog kussen (i.c.m. de stabiele zijligging)
Dit leidt vaak tot:
- Asymmetrische klachten (eenzijdig of een kant duidelijk erger dan de andere kant)
- Pijn 'schiet' vanuit hoog in de nek tot boven de ogen
- Pijn boven de ogen, met slechts weinig en soms zelfs helemaal geen nekklachten
- Draaien is soms licht beperkt en er ontstaat daarbij een licht 'trekkend gevoel' in de spieren van de nek
Opvallend is dat de klachten meestal direct reageren op mobilisatie van C2-3. Ook hier geldt dat de klachten snel terugkeren als de achterliggende oorzaken niet worden verholpen.
Twee voorbeelden van pijngebieden die passen bij deze klachten:
In het artikel 'Slaaphoudingen anatomisch beschouwd' wordt dieper ingegaan op de anatomische gevolgen van verkeerde slaaphoudingen en wordt het bovengeschetst klachtenbeeld meer inzichtelijk.
Zie ook de pdf van het artikel over cervicogene hoofdpijn